‘Bijna Pasen’

(Column: Kronkel 12 april 2022)

Op het moment dat u deze column leest, is het bijna Pasen.
Afgelopen zondag was het Palmzondag. Ik heb eigenlijk geen idee of er nog een Palmpasen optocht is geweest in het dorp. Vroeger, toen ik een meisje was, was dat wel zo en het was altijd de kunst om de mooiste stok te maken. Een stok in de vorm van een kruis, eentje met een grote broodhaan, wat groen en veel eitjes, die we tot een sierlijke ketting regen. En later natuurlijk alles opeten. Die palmpaasstok is een stok, die bol staat van de symboliek en hij ontstond toen het protestantisme in Nederland de overhand kreeg. De prachtige processies, zo herkenbaar in de Katholieke kerk, mochten niet meer en zo ontstond rond Palmpasen de palmpaasstok waarin toch het lijdensverhaal van Jezus werd gesymboliseerd. Een beetje stiekem dus.. Tja, zo ging dat vroeger.

Direct na Pasen begint dan de Stille Week.
‘Stille Week’, zo noemen we die week tussen Palmzondag en Pasen. ‘Goede Week’ wordt hij ook vaak genoemd of, minder bekend en een tikje ouderwets ‘Heilige Week’. Het is de week waarin we als kerken in gedachten met Jezus op weg gaan naar Jeruzalem. Voor het eerst sinds het begin van de coronacrisis kunnen we als gezamenlijke kerken weer korte vespers houden op maandag, dinsdag en woensdag.  Daarna wordt er in de verschillende kerken, ieder op eigen wijze, maaltijd gevierd op de donderdag of vrijdag en in het kerkje aan de Deventerstraat kunt u op Goede Vrijdag als vanouds weer komen luisteren naar een passiecantate.

Daarna volgt dan in veel kerken op Stille Zaterdag de Paaswake: we herdenken de opstanding van Jezus bij het krieken van de ochtend van die dag. Wat fijn dat we elkaar op Paasmorgen kunnen ontmoeten bij een paasjubel of misschien wel een paasontbijt. In elk geval wordt vanaf 10.00 uur het Paasfeest gevierd in alle kerken.

Het is een bijzondere week, die Stille Week. Het is de enige week in het jaar dat ik elke dag in de kerk kom…..
Ik wens u allen een vrolijk Paasfeest toe.

Marianne Visch – de Bruin

‘Laten we hoop houden’

(Column: Kronkel 4 maart 2022)

Afgelopen week begon de 40-dagentijd en tegelijkertijd kwamen er schokkende berichten over oorlog binnen uit het oosten van Europa. Velen van ons zijn verbijsterd, boos en ook bang. Van alle kanten worden acties opgestart: er worden geld en goederen ingezameld, er wordt ruimte gemaakt voor vluchtelingen en op allerlei manieren proberen we woorden te geven aan dat wat ons bezighoudt. Vanuit de landelijke organisatie van vrijzinnige kerken kwam onderstaande tekst bij mij binnen. We lazen hem afgelopen zondag in ons kerkje en ik wil hem hier graag met u delen omdat woorden tekort schieten . . .

Eeuwige,
Op dit moment zien wij kwade krachten die schijnbaar ongehinderd te werk gaan,
Lezen we over hulpeloze mensen die verdreven worden door oorlogsgeweld,
En weten we van mensen die sterven, die lijden, voor… voor wat eigenlijk?
Voor de honger naar macht?
Voor de ego’s van machthebbers?

Eeuwige,
U laat de aarde niet trillen, u grijpt niet in met almacht,
Maar u kunt wel alle slachtoffers nabij zijn.
Geef de mensen die het gevoel hebben dat zij een speelbal zijn van machten,
Dat zij opgegeven zijn, dat er niemand naar hen omkijkt,
Het gevoel dat zij door u worden gedragen.

Eeuwige,
Geef ook aan mij een plek voor al mijn gedachten en frustraties,
Mijn woede over mijn onmacht,
Mijn woede over deze gebeurtenissen,
Mijn woede over hoe oneerlijk alles is,
Mijn eindeloze frustraties.

Eeuwige,
Geef hoop.
Aan de slachtoffers.
Aan mij.
Laat de hoop nooit verdwijnen.
Laat nooit het geloof in goedheid verdwijnen.
Want als we dat verliezen, hebben de kwade krachten pas echt gewonnen.
Amen  

Marianne Visch – de Bruin

‘Drie koningen’

(Column: Kronkel 7 januari 2022)

Op het moment dat ik deze kerkkronkel schrijf is het 6 januari, Driekoningen dus. Als ras protestant ben ik  niet opgegroeid met de traditie van het feest van Driekoningen.

O ja, op 2e kerstdag ging het verhaal vaak over de wijzen uit het oosten, het verhaal dat ons door de evangelist Mattheus wordt verteld, maar drie koningen en een kerststal, nee dat kenden wij thuis niet. Het verraste ons dan ook toen mijn vader een jaar of tien geleden, zo tegen kersttijd, tegen ons zei dat hij wel graag een kerststalletje wilde hebben.
We hebben hem toen eerst wat verbaasd aangekeken, maar de vraag bleef en dus gingen mijn man en ik op zoek naar Maria en Jozef, naar een os en een ezel, herders, de drie koningen en natuurlijk een kindje Jezus. Het bracht ons eind november of zo bij Intratuin en we verbaasden ons daar over alle kersttaferelen, die er waren uitgestald en ergens in een hoekje van de winkel kwam een doos tevoorschijn met kerststalfiguren. We brachten die toen naar mijn ouders en ik zal nooit het gezicht van mijn vader vergeten toen hij de doos openmaakte; verbaasd, maar ook heel blij en sinds die tijd stond de ‘kerststal’ op een groen servet op de buffetkast in de woonkamer van mijn ouders.

Toen wij, vorig jaar januari, bezig waren het huis van mijn vader op te ruimen, stond die stal daar nog want mijn vader had Maria en Jozef rond eerste Advent, net als de voorgaande jaren, weer op de kast gezet. Ik nam ze mee naar huis en mijn man besloot nu een ‘echte’ stal te maken voor die vertrouwde figuren. Zo kwam het dat ze dit jaar dus een eigen onderkomen hadden, bij ons thuis op de kast.
De ster stond erboven te stralen en er was zelfs een lege kribbe zodat ik, traditiegetrouw, op kerstavond het kindje Jezus in die kribbe kon leggen.

Wat een prachtige traditie is het eigenlijk: zo’n kerststal. Wij maakten onze jongste kleinkinderen op deze manier vertrouwd met het verhaal over de geboorte van Jezus, over de herders in het veld en over de drie koningen, die stap voor stap dichter bij de stal kwamen.

En nu is het feest van Drie Koningen daar, de wijzen zijn aangekomen, maar ik laat de stal nog even staan.

Vanaf deze plaats, achter mijn bureau in Apeldoorn, wens ik u een voorspoedig, gezond en zonnig 2022 toe!  

Marianne Visch – de Bruin

‘Nieuw”

(Column: Kronkel 19 november 2021)

Vorige week maand hij uit: de NBV21, dat is de Nieuwe Bijbelvertaling 2021. ‘Alweer’, dacht ik toen ik het las. Sinds de verschijning van de ‘oude’ NBV in 2005, kregen we een nieuw liedboek ter vervanging van de bundel uit 1973 en een paar jaar later lag de ‘Bijbel in de gewone taal’ in de winkel. Nog weer later verscheen een hernieuwde Statenvertaling van het ‘goede Boek’ en ook de Naardense Bijbel en de Willibrord vertaling verschenen recent in een herziene uitgave. En, o ja, ook de psalmen zijn dit jaar hertaald en opnieuw uitgebracht want die waren in het nieuwe liedboek hetzelfde gebleven als in dat van 1973.
Kunt u het nog volgen? Ik denk het niet, maar dat kan ik u ook niet kwalijk nemen.

Natuurlijk probeer ik op de hoogte te blijven van al die veranderingen, ik vind dat dat bij mijn werk hoort, maar ik heb heel even getwijfeld of ik die NBV21 wel zou aanschaffen. Weer een nieuwe vertaling met maar liefst 12.000 veranderingen of aanpassingen.

De Bijbel is het meest gelezen boek ter wereld. De oorspronkelijke tekst is heel oud en geschreven in talen, die inmiddels al lang niet meer worden gesproken. Maar onze taal, levende taal, is volop in ontwikkeling en verandert in een snel tempo. Daarom proberen de Bijbelvertalers die oude teksten toegankelijk te houden voor mensen van deze tijd. Dat begrijp ik best, maar nog altijd vind ik het jammer dat de ‘kribbe’ uit het kerstevangelie vervangen is door een alledaagse ‘voederbak’ en de ‘herberg’ wordt in deze nieuwe vertaling een ‘gastenverblijf’. Natuurlijk moet taal begrijpelijk zijn, maar Bijbelse taal is oude taal, geschreven in een heel andere tijd. De verhalen zijn vol betekenis en kunnen ons, ook vandaag de dag, nog heel veel leren. En soms, in bekende teksten, is die oude taal dan vertrouwder, poëtischer en juist daardoor begrijpelijker.

Toch ligt de NBV21 inmiddels op mijn bureau en heel nieuwsgierig ben ik inmiddels juist die oude, vertrouwde en bekende teksten opnieuw gaan lezen….

  Marianne Visch – de Bruin

‘Check … ‘

(Column: Kronkel 24 september 2021)

Na ruim 1.5 jaar kwam er afgelopen week (voorlopig) een einde aan de 1,5 meter samenleving. Op het moment dat ik deze kronkel schrijf, is het nog niet zover en ik denk erover na of ik blij mee ben met het wegvallen van de beperkingen. Eerlijk gezegd ben ik er nog niet uit. Inmiddels ben ik eraan gewend afstand te houden van mensen op straat en in de winkels. Openbaar Vervoer hebben mijn man en ik tot nu toe steeds gemeden. We genieten op de fiets, in de buurt gaan we te voet en voor verre afstanden hebben we de auto gelukkig. En de bioscoop en het theater hebben we ook al die tijd niet van binnen gezien. Nu vraag ik me af: heb ik dat gemist? Het eerlijke antwoord luidt: nou nee, eigenlijk niet.

Uit eten gaan in een restaurant deden we vorige week weer voor het eerst. Ik liep er prompt een verkoudheid op en zo zat ik een paar dagen later in de GGD teststraat. Dat gaat gelukkig heel snel en een paar uur later wist ik zeker dat ik in elk geval geen Covid had opgelopen. O zeker, ik ben keurig gevaccineerd, maar hoorde juist de week ervoor van iemand, die dat ook was en tot besmet raakte.

Op mijn telefoon heb ik de CoronaCheck-app geïnstalleerd waarmee ik kan aantonen dat ik gevaccineerd ben en dus ‘veilig’ voor mijn omgeving. Maar och, veilig is ook maar een betrekkelijk begrip want ik las dat ook met deze app inmiddels gesjoemeld wordt.

Toch ben ik blij dat er meer mogelijk wordt! Ben ik blij dat we weer bijna ‘gewoon’ Startzondag konden vieren en dat we volgende week weer, na 1,5 jaar, brood en wijn met elkaar mogen delen in de kerk. Ben ik blij dat we elkaar weer kunnen ontmoeten tijdens lezingen en verheug ik me stilletjes op de filmavonden in ons kerkje in januari. En dat allemaal dankzij de mensen, die vaccins ontwikkelden en al die mensen die zich lieten vaccineren. Wat fijn dat we weer de ruimte krijgen om met wat minder angst iets dichter bij elkaar in de buurt te komen.

En dus gaan we weer gewoon van start met een nieuw seizoen. Koffieochtend, check! Lezing door Bas Zitman, check! En daarna nog samen wat drinken bij Maarten of in de Molen, check! We zijn er klaar voor. Check!   

Marianne Visch – de Bruin

‘Sterren’

(Column: Kronkel 26 augustus 2021)

Elk jaar rond 13 augustus komen ze voorbij: de Perseïden oftewel de vallende sterren. Soms is het dan helder en ooit, jaren geleden, lagen we met vrienden languit in de hei om ze te spotten. Vorig jaar waren we het vergeten, maar zag ik er bij toeval eentje omdat het een prachtige avond was en we in het donker nog lang buiten zaten. O ja, het is half augustus! Die vallende sterren zijn stukjes afval van een komeet waarvan ik de naam niet kan onthouden en ze heten Perseïden omdat ze aan de hemel te zien zijn in het sterrenbeeld Perseus.

Deze week kwam bij toeval het gesprek nog weer op het ontstaan van het heelal, op de oerknal en alles wat we nog niet weten over het ontstaan van leven. We waren te gast bij mijn dochter en schoonzoon en onze kleinzoon zat vol met vragen. Inmiddels is hij veertien en dol op nadenken en filosoferen. Er ontspon zich een gesprek tussen drie generaties over de grootsheid van de schepping en wat vind ik het dan mooi dat vragen gesteld worden, dat soms een antwoord wordt gevonden, maar meestal niet en dat we ons samen verwonderen over alles wat het leven zo boeiend maakt. Het was een welkome afwisseling na al het gekrakeel rond kabinetsformatie en klimaatproblemen, om nog maar te zwijgen van de situatie in Afghanistan en de vraag of we nu wel of niet de mensen, die ons daar hielpen, naar Nederland moeten halen. Gelukkig is dat laatste nu toch eindelijk gebeurd!

Wie zijn wij? Waar komen we vandaan en waarom leven we eigenlijk. Wat is de zin van ons bestaan en zijn geloof en wetenschap eigenlijk wel met elkaar te verenigingen? In juni van dit jaar verscheen er een nieuw boek onder de titel ‘Alle verstand te boven’. Het staat vol met prachtige verhalen, geschreven door gelovige geleerden van allerlei pluimage. Ze variëren in leeftijd van pensioengerechtigd tot nog geen 40 jaar en ze schrijven over hun leven met hun wetenschap en hun geloof. De verhalen zijn toegankelijk en heel gemakkelijk leesbaar. Ze geven ruimte aan de lezer, zetten aan tot nadenken en vormen stof tot nadenken. Geloof en wetenschap, ze sluiten elkaar niet uit maar kunnen, met een beetje respect voor de ander, prachtige gesprekken opleveren.

 Marianne Visch – de Bruin

‘Vakantie’

(Column: Kronkel 3 juli 2021)

Het is al weer een flink aantal jaren geleden dat ik in Groningen was. We deden dat toen: een dagje met de trein op pad. Na anderhalf jaar coronamaatregelen is zoiets haast niet meer voor te stellen, maar wie weet komt die tijd nog wel weer terug. We bezochten toen het Groninger Museum, maar we waren ook in het atelier van Hendrik Werkman. Ik kende hem van zijn prachtige afbeeldingen, vaak van typische Joodse taferelen. Druksels noemde Werkman, die afbeeldingen zelf en als u geïnteresseerd bent kunt u op internet een heleboel van die druksels vinden. In dat atelier was een vrijwilliger, die ons liet zien hoe die druksels werden gemaakt en natuurlijk kwamen we meer te weten over de schilder zelf. Maar och, u weet hoe dat gaat; na verloop van tijd zijn er weer andere interessante dingen die aandacht vragen en Hendrik Werkman raakte wat in de vergetelheid …

Afgelopen week waren we in Drenthe. We hebben vakantie, maar blijven in eigen land. Onze camper heeft al op heel wat verschillende plekjes gestaan en staat nu in Hooghalen, op steenworp afstand van het herinneringscentrum Westerbork. Ook daar waren we jaren geleden, maar toen was men nog bezig met de opbouw van het centrum. Nu is dat (bijna) af en we waren onder de indruk van de sfeer op het uitgestrekte terrein. De talloze namen, die onafgebroken werden opgenoemd, de eindeloze aantallen weggevoerde mensen op een onafzienbare rij hoge palen, de 102.000 stenen op de appelplaats en natuurlijk het grote monument met de tekst uit Klaagliederen 4.
Maar bovenal werd ik getroffen door de eindeloze velden met paarse lupines, die op dit moment volop in bloei staan. Ze gaven het terrein een heel bijzondere aanblik. Bij het bezoekerscentrum troffen we een monument dat we nog niet eerder hadden gezien. Het had wel wat weg van een drietal Hebreeuwse letters en we besloten het wat beter te bekijken. Het beeld heette ‘de Werkmanpoort’ en bleek een hommage van kunstenaar René de Boer aan Hendrik Werkman. Behalve kunstenaar en drukker bleek hij ook actief geweest te zijn in het verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog en daarom staat dat standbeeld voor hem hier op deze plek.

Marianne Visch – de Bruin

‘Paspoort’

(Column: Kronkel 11 juni 2021)

Afgelopen week mocht ik mijn tweede vaccinatie ophalen bij de GGD hier in Apeldoorn. Net als toen ik een maand geleden mijn eerste prik kreeg, was het druk in de Mheenhal, maar anders dan toen zag ik veel jonge mensen om me heen. Waar ik een maand geleden een van de jongsten was die blij was met haar eerste prik, behoorde ik nu tot de oudere garde. Ik vind het mooi om te zien hoe snel de vaccinaties nu worden gegeven en ik ben blij dat er ruimte komt voor ontspanning en vakantie. En over vakantie gesproken; omdat je maar nooit weet waar het goed voor is, heb ik mijn gele vaccinatiepaspoort maar meegenomen naar de GGD en jawel, daarin staat nu keurig een stempeltje dat ik ben gevaccineerd tegen COVID-19. Toch handig zo’n paspoort.

Ook vorige week werd ik bepaald bij dat woord ‘paspoort’ toen ik hoorde dat Prof. Anna van der Meiden was overleden. Misschien kent u hem van een van de viering, die hij in ons kerkje leidde, van een lezing of heeft u een van zijn boeken gelezen. Prof. Van der Meiden was altijd goed voor een volle kerk want hij was een begenadigd spreker. Ik prijs me gelukkig dat ik nog college van hem heb gehad en natuurlijk staat in mijn boekenkast zijn ‘Biebel in de Twentse spraoke’. Van der Meiden was een groot voorstander van spreken in de streektaal en ik herinner me nog hoe hij de tien geboden vertaalde. Niet ‘gij zult niet zus of zo’, maar ‘doodsloan, dat doei ni’, lieg’n, dat doei ni’. Ik vond dat geweldig vertaald, maar dat komt misschien omdat ik zelf ook het Veluws dialect nog vloeiend spreek dankzij vooral mijn opa en oma. Toen ik opgroeide woonden we in hetzelfde huis.

Ondanks de vele verschillen tussen het Twents en het Gelders, waren er ook veel overeenkomsten en daaraan moest ik denken bij het woord ‘paspoort’. Wanneer de dominee of pastoor vroeger bij een stervende werden geroepen, werd er niet zoveel gesproken. Maar een standaardvraag van de geestelijke was altijd: ‘En.. hei ‘t paspoort in orde?’ Van der Meiden kon dat verhaal met veel gevoel vertellen en ik hoor het soms terug van oudere Vaassenaren. Ik vind het een mooie manier om aan iemand te vragen of er nog losse eindjes zijn. Of er nog dingen gezegd moeten worden.

‘Hei ’t paspoort in orde?’ Prof. Van der Meiden had het vast voor elkaar. Hij mocht 92 jaar worden en was tot op hoge leeftijd nog actief. Toch wonderlijk hoe dingen die niets met elkaar te maken hebben, zo toch elkaar kunnen raken.

  Marianne Visch – de Bruin

‘Pinksteren’

(Column: Kronkel 20 mei 2021)

Ieder jaar opnieuw zie ik het wel een keer in een of ander TV-programma: mensen die op straat worden geïnterviewd met de vraag: ‘Wat betekent Pinksteren eigenlijk? Wat vieren we dan? Waarom zijn we dan een lang weekend vrij?’ En elk jaar weer verbaas ik me over de antwoorden, die worden gegeven, of eigenlijk verbaas ik me erover dat er nauwelijks een antwoord is. De meeste mensen komen niet verder dan dat het iets met Jezus te maken zal hebben. Soms wordt de hemelvaart van Jezus benoemd, maar even vaak hoor ik dat het te maken zou hebben met de dood of opstanding van Jezus. Kortom, we hebben het afgelopen weekend wel een extra vrije dag gehad, maar we weten niet waarom. Dat voor veel mensen de betekenis van Pinksteren onduidelijk is, zal er zeker ook de oorzaak van zijn dat in sommige bedrijven tweede Pinksterdag of Hemelvaartsdag ‘gratis’ kan worden omgeruild tegen een andere religieuze feestdag, zoals bijvoorbeeld het Suikerfeest. Een feest dat overigens bij toeval dit jaar samenviel met Hemelvaartsdag.

Tegenwoordig wordt Pinksteren vooral geassocieerd met de festivals, die dit jaar natuurlijk niet door kunnen gaan, of met een lekker weekendje weg. Maar goed, daar gaat het nu niet over. De betekenis van het Pinksterfeest vindt uiteraard zijn oorsprong in de Bijbel, waar we lezen dat op het Pinksterfeest de Heilige Geest, in de vorm van een hevige wind, het huis waar de leerlingen van Jezus na zijn dood verblijven, op zijn grondvesten doet schudden. De leerlingen raken begeesterd door dat gebeuren en leggen alle angst, die hen tot dan toe beheerste, van zich af en ze beginnen op straat te vertellen over dat wat Jezus voor hen heeft betekend. Dat maakt dan weer zoveel indruk op alle mensen, die op dat moment vanuit alle delen van de toenmalige wereld in Jeruzalem zijn, dat velen zich aansluitend bij de groep Jezus-volgers. We beschouwen die komst van de Heilige Geest dan ook wel als de geboorte van de kerk. In de eeuwen erna en vooral in de Middeleeuwen werd Pinksteren zo tot een van de belangrijkste kerkelijke feesten. In de 15e eeuw is er in delen van Nederland zelfs een tijdje een derde Pinksterdag is geweest, die ‘pinksterdrie’ werd genoemd, maar dat feest had niets met het Pinksterfeest te maken. Het was gewoon de dinsdag na Pinksteren en meestal was er dan kermis… Het is maar dat u het weet.

Marianne Visch – de Bruin

‘Herdenken en vieren’

(Column: Kronkel 29 april 2021)

Wanneer u deze kerkkronkel onder ogen krijgt, is het 4 of 5 mei. Koningsdag is alweer geweest met alle ongewenste drukte van dien en deze dagen staan in het teken van  herdenken en vieren. Op 4 mei herdenken we onze doden en een dag later vieren we onze vrijheid. Dat herdenken en vieren gebeurt al zolang ik me kan herinneren, maar ja, ik ben dan ook ‘van na de oorlog’.

We herdenken op 4 mei alle mensen, die waar dan ook in de wereld zijn gestorven tijdens het bewaken of herstellen van vrijheid. Mooi vind ik dat, want het maakt het herdenken heel breed. Vroeger, in de jaren ’60 van de vorige eeuw, toen ik nog een kind was, werden vooral de doden uit de tweede wereldoorlog herdacht en steevast was deze periode voor mijn vader de gelegenheid om ons over die moeilijke periode te vertellen. Moeilijk, maar ook best wel spannend voor een jongen van toen 14 of 15 jaar. Als ik dat vergelijk met mijn kleinkinderen van nu, ook van diezelfde leeftijd, dan is er ongelofelijk veel veranderd.

Van een maatschappij, die bestond uit verenigingen, clubs en kerkgenootschappen, zijn we terecht gekomen in een samenleving waarin de individuele mens centraal staat. We doen allemaal ons eigen ding, kijken ons eigen TV programma op ons eigen tablet of onze eigen telefoon. We communiceren via de mail of nog liever via WhatsApp  en van een vaste telefoon in onze huiskamer, in de jaren ’50 het toppunt van moderne techniek, zijn we nu beland in de tijd van mobieltjes die alles kunnen en waar onze (klein)kinderen, als het echt nodig is, ook nog mee bellen.

Meer dan 75 jaar vrijheid heeft heel veel goeds gebracht, maar toch ook een stukje verarming, vooral in de intermenselijke contacten, alhoewel we in deze periode van de coronapandemie, waarin het nog steeds lastig is elkaar spontaan te bezoeken, maar al te blij zijn met Skype, Zoom en Facetime. Het is jammer dat vanwege diezelfde pandemie ook het herdenken en vieren veel minder massaal zal zijn dan andere jaren. Toch heeft ook deze bizarre tijd zo z’n eigen bijzondere momenten. Zo moet ik op dit moment terug denken aan de toespraak van onze koning vorig jaar op die verder volstrekt lege Dam. In al zijn eenvoud en eenzaamheid was het een indrukwekkend gebeuren. Het is een moment dat ik niet snel zal vergeten.

Herdenken en vieren moeten altijd doorgaan, op welke manier dan ooit. Want mensen mogen niet worden vergeten, nooit en vrijheid is nooit vanzelfsprekend.

Marianne Visch – de Bruin